Een schenking is een overeenkomst waarbij de schenker zich ‘dadelijk en onherroepelijk’ van een bepaald goed ontdoet ten voordele van de begiftigde.
Een erfenis valt pas open bij overlijden en een testament heeft pas uitwerking bij overlijden.
Een schenking daarentegen gebeurt onder levenden.
Een schenking is een overeenkomst waarbij de schenker zich ‘dadelijk en onherroepelijk’ van een bepaald goed ontdoet ten voordele van de begiftigde. Een schenking is om niet. Een schenking vergt m.a.w. een vrijgevigheid die de schenker uitdrukkelijk wil: dit is de zgn. animus donandi of uitdrukkelijke intentie om te geven (vrijgevigheid).
De begiftigde moet de schenking aanvaarden.
Een schenking kan onder voorwaarden of ‘onder last’, voor zover wettelijk toegelaten. Bij een schenking ‘onder last’ moet de begiftigde ook zelf iets doen of laten om de schenking te kunnen krijgen, bv. het geschonken goed niet vervreemden.
Een schenking gebeurt voor notaris, met een notariële schenkingsakte, of als ‘handgift’.
De details van deze verschillende modaliteiten laten we hier buiten beschouwing.
Zoals op een erfenis erfbelasting verschuldigd is (zie Deel II), is er op een schenking schenkingsrecht verschuldigd.
De wetgever heeft willen vermijden dat vrijgevigheden (giften, schenkingen) de reservataire erfdeel zou uithollen of ongelijkheid tussen wettelijke erfgenamen met zich zou brengen.
Vandaar dat elke erfgenaam die tot de nalatenschap komt in principe -er bestaan vrijstellingen van inbreng- aan zijn mede-erfgenamen inbreng moet doen van al wat hij van de overledene, bij schenking of bij testament, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen heeft. Ook een voordeel uit hoofde van een levensverzekering kan aan deze inbrengplicht onderhevig zijn.
Voor niet-erfgenamen geldt de inbrengplicht niet: zij zijn immers niet bij de nalatenschap betrokken.
Had een erfgenaam schulden uitstaan bij de erflater, dan moet die erfgenaam ook die schuld inbrengen. Deze schuld vormt immers een tegoed in de nalatenschap.
Inbreng leidt tot samenstelling van de zgn. fictieve massa, d.w.z. het totale vermogen dat de erflater bij overlijden zou hebben gehad mocht hij bij leven geen vrijgevigheden hebben toegekend.
Grosso modo is de fictieve massa gelijk aan:
(Bestaande goederen bij overlijden – aftrekbare uitvaartkosten en kosten van laatste ziekte)
+ in te brengen vrijgevigheden
Op deze fictieve massa zal de erfrechtelijke verdeling tussen aanvaardende erfgenamen gebeuren.
Eventuele huwelijksvoordelen uit hoofde van een huwelijkscontract maken in de regel geen deel uit van de bestaande goederen van de nalatenschap. Deze huwelijksvoordelen worden immers aan de langstlevende echtgenoot toegekend voorafgaand aan de samenstelling van de fictieve massa.
(Opm. 1: inbreng gebeurt doorgaans in waarde, niet in natura – vgl. hierboven over de inkorting. We gaan hier echter niet verder in op de waardering van inbreng.
Opm. 2: er geldt een bijzondere bescherming van de kinderen om te vermijden dat een huwelijkscontract hun reservataire erfdeel zou ondergraven.)