In 1990 verloor Sabine Cocquyt beide ouders in een ongeval, of: waarbij ook haar zoon levensgevaarlijk verwond raakte. Ze vertelt hoe ze de afgelopen 35 jaar is omgegaan met dit zware verlies. Wat haar heeft geholpen dit draaglijker te maken en hoe zij, op haar beurt, rouwenden en slachtoffers van een verkeersongeval helpt.
Sabine was een jonge vrouw van 35, getrouwd en met 3 kindjes. Toen ze in één klap beide ouders verloor was de impact niet te vatten. Ze voelde zich echt ‘wees’ en ‘verweesd’. “Omdat de rouw om mijn gewonde zoon, die lang moest revalideren, in de eerste jaren op de voorgrond stond kon ik eigenlijk niet echt om mijn ouders rouwen.”
Hoewel Sabine na het ongeval zeer goed omringd en gedragen werd door heel veel mensen, voelde ze in de loop van de eerste jaren na het ongeval dat er een stuk was waar ze alleen door moest. “Het voelde alsof ik op de bodem van een grot zat. Dat eindeloze verdriet - ik noem dat ook ‘smart’ - daar moest ik zelf mee aan de slag.”
”Wat ook zwaar woog, is dat de veroorzaker van het ongeval onder invloed reed, en alle verantwoordelijkheid afwees. De strafmaat was in onze ogen ook veel te licht.”
Tot 6 jaar na het ongeval lukte het Sabine om te functioneren, bekommerde ze zich om haar jong gezin, draaide ze mee in de maatschappij. Tot ze niet meer kon, en stopte met werken: “Het voelde alsof ik de wereld zag door een sluier van verdriet die maar niet opklaarde.”
“Toen ik een jaar gestopt ben met werken, kwam er eindelijk tijd en ruimte om het verdriet naar buiten te brengen.” Voor sommigen werkt zingen, tekenen, of beeldhouwen… Sabine schreef het van zich af, in een eerste boek ‘De stille epidemie’. “Al schrijvend heb ik heel veel geweend, want al de jaren ervoor was er eigenlijk geen ruimte om te wenen.”
Het boek werd een persoonlijk rouwverhaal, maar door de maatschappijkritische blik van uitgeverij EPO werd ook het aspect rond de oorzaak van het ongeval uitgewerkt en benoemd. Dit zorgde bij de publicatie voor een ware mediastorm. “Ik wist niet wat me overkwam. Plots kwam ik in een andere energie terecht en kon ik zin geven aan dat immense verlies. Ik besefte dat ik een belangrijke boodschap te brengen had. Vanaf dat moment is een bal aan het rollen gegaan die niet meer gestopt is.”
“Na het eerste boek hoorde ik zoveel verhalen van mensen dat er een tweede boek ‘Over-hoop’ volgde. Ik werd erg geraakt door de impact van een ongeval op een gezin. Ook op de andere kinderen, die vaak in de kou blijven staan omdat alle aandacht van de ouders gaat naar het gekwetste kind.”
Ondertussen bleef Sabine worstelen met kwaadheid, onmacht, woede en onbegrip. “Ik heb lang straffe taal gesproken als het ging om de veroorzakers van een ongeval. Er zijn natuurlijk heel wat mensen die daarin wel verantwoordelijkheid opnemen. Met mijn zware oordeel trof ik ook hen. Ik besloot om met die mensen in dialoog te gaan. Die ontmoetingen maakten iets in mij los en brachten innerlijke vrede en mildheid mee, wat een basishouding werd. Dat vertaalde zich weer in een nieuw boek ‘Mij overkomt het niet.”
Verder had Sabine ook veel aan reacties uit haar omgeving . “Mensen die over mijn ouders blijven praten, herinneringen ophalen of even langs hun graf gaan. Of die praktisch ondersteunden, eten kwamen brengen bijvoorbeeld. Dat kan zo troostend zijn!”
Naast de boeken die ze schreef, vond Sabine ook zingeving in de oprichting van de vzw Over-Hoop (www.over-hoop.be). “Die is er voor slachtoffers en naasten van een verkeersongeval. Een heel unieke plek die veel voor hen betekent.”
Sabine veranderde ook van job. “Ik was leerkracht en werd therapeut. Ik vind het heel fijn om een op een met iemand te werken, te zoeken en naast en bij iemand te staan.”
Doordat haar ouders nog maar 10 maanden op pensioen waren na een leven lang hard werken, nam Sabine zich bovendien voor om volop van het leven te genieten. ”Dat zit hem vooral in kleine dingen: genieten van de tuin, een goed boek of mooie muziek. Ik koos er ook voor om niet overbezorgd te zijn. Angst is niet zo interessant in het leven. Het is een begrijpelijke emotie en zeker in dit geval, maar toch probeer ik mezelf, en vooral de anderen, daarvoor te behoeden.”